print
interview

Lindenhout zet zich in voor de begeleiding van kinderen en jongeren, en YOIN richt zich daarbij in het bijzonder op alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV's). Met Elli Elskamp en Saskia Sliedrecht spreken we over hun werk. 

Elli Elskamp en Saskia Sliedrecht
Respectievelijk regiomanager en gedragswetenschapper bij Lindenhout/YOIN
08 juli 2016

Kleinschalige opvang

Elli Elskamp: ‘Wij zorgen voor een zo klein mogelijke opvang voor deze jonge alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Ons motto is: meedoen en mee mogen doen, dus kleinschalige opvang in een gewoon woonhuis, in een gewone straat, in een gewone buurt.

We zijn gehouden aan een aanbesteding die heel expliciet op kleinschalige wooneenheid (KWE – red.) of kleinschalige woongroep (KWG – red.) gestoeld moet zijn. Dat zijn termen die wij heel graag kwijt willen, omdat wij op maat willen kijken naar wat een jongere nodig heeft en daar de begeleiding op af willen stemmen. Het moet gaan over wat past bij de jongere en zijn ontwikkeling? Dus op maat, je eigen zelfredzaamheid beoordelen samen met een voogd en de woonbegeleider om te zien wat je al wel zelf kunt en wat niet.’

Aanspreken op veerkracht

Elli Elskamp: ‘Ik geloof dat alle kinderen veerkrachtig zijn. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen hebben daarbij nog een hele bijzondere, lange reis gemaakt en zijn niet onderweg gestrand. Het feit dat je aankomt, geeft je veerkracht aan.

Saskia Sliedrecht: ‘Elk kind heeft zijn eigen verhaal. De traumatische gebeurtenissen zijn er, maar kinderen willen gewoon doorgaan. Ze zoeken allemaal hun eigen manier om er mee om te gaan. Dat deze kinderen traumatische ervaringen meegemaakt hebben, staat niet ter discussie.

Een groot deel van de amv’s is in staat om deze traumatische ervaringen zelf te verwerken, doordat je een dagelijkse structuur neerzet, doordat je er voor ze bent, doordat ze naar school gaan. Door het leven hier te leven, kunnen ze zich goed redden. En dan is er een klein deel van de kinderen dat extra hulp nodig heeft, omdat ze het met de aangeboden structuur en begeleiding niet zelf kunnen oplossen. In die gevallen zoeken we contact met mensen of instellingen die gespecialiseerd zijn in het leren omgaan met trauma’s.

Menselijke maat kwijt

Elli Elskamp: ‘Tijdens hun reis komen amv’s veel ongeruste mensen tegen die ook allemaal op de vlucht zijn. Ze moeten hele nare, moeilijke dingen doen. Maar dat lijken allemaal ervaringen te zijn die, het klinkt gek, ingecalculeerd zijn: 'Ik ga op reis, dit kan mij overkomen'. Tijdens de reis is dat een aanvaardbaar niveau en straks wordt het beter. Althans, dat is hun streven.

Dan komen de jongeren in Nederland aan en krijgen ze Ter Apel, Zevenaar, Azewijn, Doesburg enzovoorts. Zeven plekken waar ze als jongeren redelijk onbeschermd zijn. De groep waarmee ze tijdens de reis veilig zijn geweest, gaat misschien wel uit elkaar. Wat ze om zich heen zien zijn opnieuw droevige gezichten. In de azc’s zijn de nachten onrustig, dus slaapritmes worden verstoord.

Als je het hebt over trauma's, wat ze voorafgaand en tijdens hun reis meegemaakt hebben: dat is voor iedereen te begrijpen. Maar wat ze er vervolgens in Nederland nog bovenop krijgen, helpt niet mee om te leren leven met die onveiligheid. Wat dat betreft vind ik dat wij in Nederland eigenlijk heel veel rechten van deze kinderen met voeten treden.

Wij doen individueel allemaal ons stinkende best om te zorgen dat ze het goed hebben, maar ik heb geen enkele invloed op hoeveel verblijfplekken een kind heeft gehad. Ik heb ook geen invloed wanneer ze achttien worden en ze er bij ons uit moeten. Ik vind dat waanzinnig stom. Geef ze zelf het moment waarop ze willen uitvliegen. De leeftijdgrens van 18 is tenslotte geen garantie op het feit dat je uit kan vliegen.’

Saskia Sliedrecht: ‘Het gaat over het leveren van maatwerk. Daarom moet je de splitsing tussen KWG en KWE bijvoorbeeld ook niet willen. Je moet kijken naar de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van de jongeren en daar je begeleiding op aanpassen, waarbij continuïteit in het leven van de jongeren voorop staat. Het vluchten stopt hier.’

Elli Elskamp: ‘We organiseren in Nederland zulke idiote dingen om regie te houden. Daardoor zijn we de menselijk maat kwijt.’

Saskia Sliedrecht: ‘Bij YOIN zijn we juist van het individuele, het individuele kind is leidend en niet de structuur. Daar hebben we de woonbegeleiders ook op uitgezocht. We hebben mensen aangenomen van allerlei pluimage, allerlei soorten mensen die als gemene deler hebben om er gewoon te zijn voor de jongeren. En niet zozeer om pedagogisch strategisch slimme acties te zetten. Ze zijn natuurlijk wel allemaal goed pedagogisch onderlegd, alleen voorliggend is niet een bepaalde structuur, maar wat voor het kind belangrijk is.’

Referentiekaders bieden

Elli Elskamp: ‘Op dit moment experimenteren we met een nieuwe woonvorm. In Wageningen zit een groep jongeren die wel de nabijheid van een volwassenen nodig heeft, maar dat hoeft niet altijd een professionele volwassene te zijn. Daarom werken we met een hoofdbewoner.

Dat is een student die al een gangmaker is geweest in een studentenhuis, dus al heel goed weet hoe dingen in een groep onderling werken. Die mag daar gratis wonen, maar heeft dan de taak om de gangmaker te blijven. Dus die zegt: ´Jongens wij zetten onze vuilnis niet achter op een hoop, maar één keer in de week vooraan de straat’.

De professionals begeleiden de jongeren een aantal uur per dag en de hoofdbewoner is er meer voor in het weekend of 's avonds laat. We zien gewoon dat die heel erg stimuleert om bijvoorbeeld mee te doen met een hardloopwedstrijd van de studentenvereniging of om samen de vierdaagse te lopen. We hopen ook heel erg dat onze jongeren daarna in studentenwoningen terechtkomen, omdat ze dan zien wat Nederlandse jonge mensen doen. Het is een heel goed referentiekader.’

Lokale inbedding

Elli Elskamp: ‘Als we ergens komen wonen met onze jongeren dan zien we dat niet als een vraagstuk van openbare orde, maar dan is het gewoon een buurt. Dan maken we contact met de naaste buren of, als ze er niet zijn, doen de jongeren een kaart door de brievenbus met daarop ‘We komen hier wonen'.

Dan zie je soms dat iemand zegt: ‘Wat maak je me nu?’ Dat is iets wat we met elkaar aan moet gaan, hun bezorgdheid zien we als echte bezorgdheid en niet als racisme. Als je dat ook echt zo kan ervaren dan zie je dat het gemakkelijker samenleven is. Dan zie je ook dat er een sportclub is die zich bekend maakt, een ambtenaar die zegt ‘Er is een potje om de voetbaltraining te bekostigen en sportspullen te kopen'.

Onze werkers zitten daarom ook echt in de haarvaten van de samenleving. Zij zijn de wegvoorbereiders voor onze jongeren. Alles is lokaal. Van bovenaf regel ik alleen dat we binnenkomen en de huizen hebben, dat er met de gemeentes goede afspraken zijn en wat basisinrichting.

Vervolgens is het echt allemaal aan onze werkers. Zij brengen veel eigen netwerk. Er is bijvoorbeeld iemand met een heel groot netwerk op het gebied van kunst en theater. Daar gaan ze met de vierdaagse iets mee doen. Die vrienden hebben gezegd: 'Die jongeren kunnen we goed gebruiken, willen ze ons helpen?’

Saskia Sliedrecht: ‘Een ander voorbeeld zijn de zwemlessen in Ede. Daar is iemand gevonden die voor twintig euro per kind in de zomer zwemlessen gaat geven. Dus dan gaan alle achttien jongeren die we in Ede hebben zwemlessen volgen onder begeleiding van twee werkers. Dat kan geregeld worden omdat die badmeester daar toevallig is.

Apeldoorn regelt het weer anders. Daar hebben ze bijvoorbeeld gastgezinnen of welkomstgezinnen, die worden gekoppeld aan individuele amv’s. Als dat gezin dan bijvoorbeeld naar Amsterdam gaat, dan nemen ze die jongere mee. En zo heb je in alle gemeenten, waar we betrokken zijn, eigen initiatieven. Dat kunnen we ook niet vanaf ons kantoor bedenken.’

Kwetsbaarheid

Saskia Sliedrecht: ‘Als je zonder je vader en je moeder bent en zonder dat wat je altijd gewend bent geweest, dan ben je natuurlijk kwetsbaar. Dan moet je een nieuwe basis bouwen. De ene jongere kan dat sneller en heeft de persoonlijkheid mee, is van zichzelf vrolijker en optimistischer. De andere jongere vindt dat moeilijker en heeft daar meer hulp bij nodig.

Maar amv’s zijn allemaal kwetsbaar en we moeten ook bij allemaal goed in de gaten houden van: Met wie ga je om? Zijn die mensen met wie je omgaat goed voor jou? Hoe weet je dat die goed voor jou zijn? We moeten daar oog voor hebben om ervoor te zorgen dat ze weer een stevige basis hebben.

Even gechargeerd maak ik mij het meeste zorgen om Eritrese amv’s van 17,5 jaar. Die zijn vanaf ongeveer hun tiende niet meer naar school geweest. Vervolgens hebben ze een hele lange vlucht achter de rug, soms van wel een paar jaar. Omdat ze er bij ons met achttien jaar er alweer uit moeten, hebben we met die jongeren maar een halfjaar de tijd.

Dat zijn vaak ook de kinderen die niet zo goed kunnen leren of het ontwend zijn. Dat weten we eigenlijk niet zo goed. En los van de trauma's die nog kunnen spelen, de cultuur is zo anders en dan moeten we ze met achttien loslaten. Dat is ons grootste zorgpunt.’

Wegvoorbereiders

Saskia Sliedrecht: ‘Als je het hebt over optimale kansen voor deze jongeren dan gaat het heel erg over dat je mee gaat doen, dat je van betekenis kan zijn, dat je een opleiding volgt, dat je mensen kent. Dat mensen iets voor jou doen, maar dat je vooral ook iets terug kunt doen. Dat is ook belangrijk, dat het wederkerig is. Dat is belangrijk voor je welzijn en voor je zelfvertrouwen. Onze werkers zijn daarin wegvoorbereiders, zodat onze jongeren straks meteen de wegen kennen in onze samenleving en die ook kunnen bewandelen.’

Gesprek gevoerd op vrijdag 1 juli 2016 door Janne Ruth Riemersma.
Foto: www.lindenhout.nl/over-yoin